Kees Maks
"La valse chaloupée"
KEES MAKS
Amsterdam 1876-1967
LA VALSE CHALOUPÉE
1914
Olieverf op doek
167 x 238 cm.
Gesigneerd: links onder 'K.Maks'
Literatuur: M. Jager, J. Wesselingh e.a., ‘Kees Maks. Schilder van het Mondaine leven‘, Zwolle, 2002, p. 19 (ill.); J. Juffermans, Kees Maks 1876-1967, Staal Bankiers,
Den Haag 1981, p.8,9. (ill)
Tentoongesteld: Den Haag, Staal Bankiers, ‘Kees Maks 1876-1967’,
april 1981- mei 1981; Rotterdam (Kunsthal), Kees Maks, schilder van het mondaine leven, 18 januari – 21 april 2002.
Ook in Amsterdam speurde hij de theaterzalen af. Onder de artiesten die optraden in Tuschinsky en het Rembrandt-theater waren vaak Spaanse dansers, die Maks vroeg model voor hem te staan.Hij stuurde in de middag een taxi om ze op te halen zodat ze in het atelier konden poseren. ’s Avonds was er een onderbreking vanwege het optreden, maar ’s nachts kwamen de dansers weer terug en kon Maks verder werken. Hij werkte bij voorkeur ’s avonds en ’s nachts: het is niet voor niets dat het werk van Maks bij kunstlicht goed uitkomt. Het grote doek La Valse Chaloupée uit 1914 toont de dansers René Blanc en Lucette Gilbert. Het werk behoorde tot zijn eerste inzending voor de tentoonstelling van De Onafhankelijken, waar Maks zich in 1914 bij aansloot. Op een foto uit dat jaar in de catalogus van Koninklijke Kunstzaal Kleykamp, uitgegeven ter gelegenheid van de Maks-expositie in 1925, is het schilderij nog onvoltooid op de ezel te zien. Links van het werk poseert het danspaar; rechts staat Kees Maks. Omdat Maks voor het werken in het theater en ’s avonds in zijn atelier afhankelijk was van kunstlicht, hebben de modellen vaak scherpe contourlijnen en zware schaduwen. De donkere achtergrond en de gloed van het kunstlicht vormen een warm contrast met de heldere kleuren die hij vaak voor de kleding gebruikte.
De grote formaten doeken die Maks gebruikte zorgden overigens wel voor problemen. Cecile Maks-Boas: ‘Die waren in die tijd echt onverkoopbaar. Welke particulier kon zulke doeken nu in zijn huis ophangen? Bijna niemand toch. Hij realiseerde zich dat ook wel, maar hij gaf er verder niet om. Hij wilde nu eenmaal op dat formaat schilderen en daarmee uit.’ ‘Hij kon nu eenmaal niet anders werken. Ik ben zelf groot, zei hij dan, ik heb een groot atelier, dus maak ik ook grote doeken.’ De formaten van zijn werk berekende hij overigens zeer zorgvuldig. In de opzetten in zijn schetsboeken woog hij verschillende formaten tegen elkaar af om tot een beslissing over het formaat te komen, dat het beste bij het onderwerp paste. Het circus neemt een aparte plaats in in Maks’ oeuvre. Hij was de enige Nederlandse kunstenaar die zo bezeten was van het circus en de theater- en cabaretwereld. Cécile Maks-Boas: ‘Ik weet nog, dat we in Parijs in het Nouveau Cirque zaten. We zaten ontzettend hoog in de nok. En opeens komt een hogeschool-rijder de piste binnenrijden. Mijn man wordt helemaal opgewonden, hij pakt me bij mijn arm beet. Nee maar zegt hij, weet je wie dat is? Dat is Petoletti! Kom, we gaan naar beneden, ik moet die vent vragen of hij voor me wil poseren. Wij gaan dus die lange tocht maken van boven uit de nok helemaal naar beneden. Want zo was Maks. Meteen enthousiast en dan moest alles wijken. Hij zat er eigenlijk nooit écht voor zijn plezier. Hij zat er in de eerste plaats voor zijn werk. Bij alles wat hij bekeek, had hij in zijn achterhoofd de gedachte: kan ik dat of dat gebruiken?’