Suze Robertson
"t Steegje (Leidschendam)"
Verkocht
SUZE ROBERTSON
Den Haag 1855-1922
’t STEEGJE, Leidschendam ca. 1889
Olieverf op doek
150 x 81 cm
Gesigneerd: rechts onder ‘Suze Robertson’
Nu te zien bij: Tentoonstelling 'Suze Robertson - Toegewijd. Eigenzinnig. Modern.' in Museum Panorama Mesdag 24 sep. 2022 – 5 mrt. 2023; Voorheen: Den Haag, Panorama Mesdag ‘Suze Robertson’ 15 december-23 maart 2014
Herkomst: Particuliere collectie, Nederland; Kunsthandel Studio 2000; M.L. Maas collectie, Rotterdam.
Literatuur: Kees van der Geer, Suze Robertson: toegewijd, eigenzinnig, modern, Den Haag 2022, p. 74, nr. 81; Collect Kunst & Antiek Journaal 19 (2014) Maart (nr. 2), p. 30 (ill.); PAN-catalogus 2013 Studio 2000 (ill.)
In een brief aan Albert Plasschaert in 05-01-1906 gaf Suze Robertson aan dat dit steegje zich in Leidschendam bevindt.
Kees van der Geer schrijft in zijn boek: Suze Robertson: toegewijd, eigenzinnig, modern. over dit werk: 'Suze Robertson stuurde 'Het Steegje', een compositie op basis van een foto die ze in Leidschendam maakte, naar de driejaarlijkse Tentoonstelling van Levende Meesters in 1890 in Den Haag. het grote schilderij, inclusief lijst 225 x 160 cm. werd daar als een van de blikvangers opgehangen en kreeg veelal lovende recensies. (...) Met het Steegje kreeg Robertson internationale aandacht: nadat het in december 1890 op de internationale tentoonstelling in Maastricht werd getoond, werd het in mei 1891 in Berlijn geëxposeerd en daarna doorgestuurd naar Parijs voor een tentoonstelling in het Paviljoen de la Ville.
De eigenzinnige Suze Robertson hield stevig vast aan haar eigen opvattingen over schilderkunst. Het leverde haar succes op. Haar werk was regelmatig te zien op tentoonstellingen in binnen- en buitenland en vond waardering bij de schilders van de Haagse School en generatiegenoten als Breitner, Veth en Witsen.
Om nieuwe onderwerpen te vinden trok Robertson er op uit, zodat ze niet alleen in haar atelier naar model zou werken. Ze reisde naar Dongen en breidde haar terrein uit naar Laren en Blaricum. Hier werd het harde bestaan van de werkende boerenvrouwen haar voornaamste thema. Ze maakte er schetsen van vrouwen en meisjes in armoedige huizen, wevend en spinnend of de maaltijd bereidend. Dit thema van werkende meisjes en vrouwen zou in haar werk tussen 1889 en 1916 steeds weer opduiken, in een steeds expressiever stijl geschilderd.
In tegenstelling tot veel van haar schilderende tijdgenoten zocht Robertson niet naar de decoratieve waarde van een onderwerp, maar probeerde ze om haar gevoelens in beelden om te zetten. Haar schilderijen en tekeningen van werkende vrouwen uit de boeren- en arbeidersstand bijvoorbeeld zijn geen geromantiseerde Haagse School taferelen, maar tonen de harde strijd om het dagelijks bestaan en staan dicht bij het werk van latere expressionistische schilders.